Categorieën
Column

Plat

Vorige week vroeg een geïnteresseerde, vertrouwelijk zoals hij het zelf zei, waarom ik mijn column op deze site niet in het Bergs schreef. Dat vond ik een goede vraag en ik had zelfs een antwoord op die vraag. Maar of dat antwoord goed was? Misschien was het bevredigend. Misschien ook niet. Wat het antwoord was? Tjah… het was een vertrouwelijke vraag zoals hijzelf stelde en daarom kreeg hij een vertrouwelijk antwoord. Van mij. Maar het zette me wel aan het denken. Want dialect is een vaak uitgesproken woord, maar meer nog een gloeiend heet hangijzer. Het doet en niet alleen in de groeves onder ons, steeds weer stof opwaaien. Wat is dialect? Wat is ‘plat’? Het gesproken woord? Het geschreven woord? Het Berg en Terblijtse plat is al lastig genoeg om te spreken, probeer de zin ‘dao sjtaon sjoan roaj roaze in de koallever’ maar eens onder de bekende en aansprekende ‘patsj’ te krijgen. En dan zegt iemand dat ik die zin fout geschreven heb, dat ‘doa sjwan rwaj rwaze in de kwallever sjtoan’ te bloeien. En dan wil ik, kniesoor en muggenzifter die ik soms (soms?) ben, nog niet de vraag stellen waarom men rode rozen in de groentetuin laat groeien in plaats van in een of meerdere borders van de voor- of misschien wel achtertuin. Het is voorwaar een helse klus, maar ook een fantastisch gespreksonderwerp. Dat dialect in het Nederlands of plat in het Bergs. Of is het ‘op z’n Bergs’?

Indertied heeft zich indertied, bij de oprichting, ten doel gesteld het dialect te promoten, maar vooral te behouden. Zowel in schriftelijke als in mondelinge vorm. Maar hoe krijg je de huidige, jeugdige niet-dialecters aan het dialect? Door ze één uurtje per jaar in het dialect toe te spreken? Zonder daarbij ook maar enige vorm van uitleg? Ik denk dat je dan als een soort van gesjeesde timmerman de plank compleet misslaat, laat staan de spijker op zijn kop. We hebben nu in Berg en Terblijt Indertied als vereniging die opkomt voor het dialect. Misschien zijn er onder de leden van Indertied enkele dialectsprekende onderwijzende zij-instromers die wekelijks enkele uurtjes met de niet-dialecters aan de gang willen gaan en hen op deze wijze het dorpse dialect al sprekende proberen bij te brengen. Misschien als een soort van na- of buitenschoolse activiteit? Dan zet dat ondergrondse in dialect gesproken educatieve uurtje op termijn (nog) meer zoden aan de dijk. Of, om het in of op z’n Bergs plat te schrijven: “Zèt dat (nog) miè grouze aan de diek.”

Of heb ik dat laatste ‘plat’ fout geschreven?

Door Edmond Ackermans

Edmond Ackermans