Categorieën
Column

Bankontmoeting (1)

De zon schijnt. Warm op mijn gepette hoofd. Ik hang, als een uitgebluste hangoudere, onderuit gezakt op het bankje. Langs het kronkelpad. Uitgeblust, want moe. Na heel wat wandelkilometers in een schijnende, warme zon. Mijn hand tast in de rugzak en voel de frisheid van een flesje cola, nul punt nul. En iets dieper, de zachte contouren van een pisteleeke en belegd met jongbelegen kaas, want ik heb het broodje zelf belegd.

Een wandelaar nadert en stopt, voor mij en het bankje. Of hij naast mij mag komen zitten? Geen probleem. Hij neemt plaats en laat mij weten dat hij mij herkent. Van vroeger, héél vroeger. Van indertied uit mijn kleuterjaren. Uit onze kleuterklas. Onze kleuterklas? Ja, wij zaten samen in die klas. In de school aan de Langen Akker. Dat weet hij zich nog goed te herinneren. Bij juffrouw Theunissen, of was het juffrouw Frissen?

Die vraag heb ik mij ook nog wel eens gesteld. Hoe die kleuterjuf heette. Maar daar laat mijn actieve herinnering mij in de steek. Hoewel… ik weet nog dat ze uit Houthem kwam. Is niet belangrijk laat mijn bankgenoot bijna sussend weten. Van die tijd herinnert hij zich niet meer zoveel. Tjah, wie wel?

Wat hij wel nog weet? Dat hij ooit, tijdens een zonnige kleuterschooldag, toen wij buiten, op de speelplaats speelden, op de verlaten stoel van de oppassende juffrouw Theunissen of Frissen wilde gaan zitten, maar een snellere gast hem voor was. Hij kon dus naar die zitplaats fluiten. Vond die snellere. Maar die snellere was niet berekend op de vuistslag die hij ontving van de verteller. Recht op zijn neus. Bloed! Veel bloed. En tranen! Veel tranen. Hij in de hoek, de bloedneus verstopt achter een grote zakdoek.

Opeens gaat bij mij in het heden, op de bank, een fel lichtje branden, feller dan het felle zonlicht. Die vuistslagontvanger was ik! Dat laat ik de verteller ook weten. Of ik hem alsnog kan vergeven is zijn bedeesde vraag terwijl hij langzaam en voorzichtig naar het uiterste puntje van de bank schuift. Waarschijnlijk klaar om weg te sprinten, mocht ik de neiging hebben om na vijfenzestig jaar wraak te nemen.

Ik laat hem weten dat deze mishandelende misdaad, inmiddels wel verjaard zal zijn en wij beiden bejaard. Dus een klap nu levert niets meer op. Wel een mooie column, denk ik.

Als, letterlijk en figuurlijk, oude vrienden nemen wij met een warme handdruk afscheid van elkaar. Hij wandelt verder, ik zak nog wat verder onderuit en tast naar mijn neus. Die is er nog…

Door Edmond Ackermans

Edmond Ackermans

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *