Hij rijdt me bijna van de sokken wanneer hij de bocht om komt sjnäöre. Het menneke op of in zijn helrode skelter, door zijn trappen voortbewogen. Niets ziend en nietsontziend. Het trottoir is zijn circuit.
Mijn gedachten dwalen, na het ontwijken van het jeugdige skeltercoureurtje, weer eens af. Naar vroegere jaren, naar indertied¸ toen wij zeepkisten skelters noemden. Die skelters zelf bouwden, met behulp van de oudere jeugdige techneuten die er toen al waren. Alleen wij bouwden ze zonder trappers. Voortbewogen door een menselijke duwer, dus een soort van hollende buitenboordmotor, die de coureur van dienst voortduwde totdat die menselijke, vooral hijgende buitenboordmotor een buitenademmotor werd en er geruild werd van plaats.
Het sturen gebeurde met een stevig touw, links en rechts op het voorste beweegbare en bewielde deel van de skelter vastgemaakt en wanneer het touw, door schurende slijtage het einde van het nut bereikt had, gewoon door beide voeten, maar ook alleen maar dan wanneer beide benen de daarvoor benodigde lengte hadden. De echte techneut van de buurt had zijn skelter uitgerust met een heus autostuur, zonder stuurbekrachtiging, dat wel, wat het sturen nog moeilijker maakte. Zeker in de scherpe bochten. En die waren er.
De sjeetbane af was een geliefd parcours. Het liep lichtjes naar beneden, richting Terblijt en gebruik van de hollende buitenboordmotor was bijna overbodig. Alleen tijdens het overbruggen van het best wel vlakke tussenstuk was soms, niet altijd, een of meerdere duwtjes in de rug noodzakelijk.
Maar… afdalingen, hoe licht ook, veroorzaken snelheid, zeker wanneer er geen remmen aanwezig zijn die die snelheid enigszins in toom kunnen houden. Het devies voor ons, jeugdige mennekes, was dan ook ‘snelheid te hoog, stuur dan de berm in of desnoods de struiken’. En die struiken? Tjah… dat waren braamstruiken. En die braamstruiken, die hadden doornen. Scherpe doornen. En die doornen …
Enfin, we kenden indertied die plaats niet, maar menigmaal was na het eerdergenoemde devies, Leiden in last. Gaatje hier, scheurtje daar en dus ook af en toe, huilen maar…
Maar we zijn uiteindelijk toch groot geworden. En sterk. Niet?