Hoe ik erop kom? Ik weet het niet. Voor mijn beeldscherm pijnig ik mijn hersens (hersens? heb ik hersens?) over een te schrijven column. Ik laat mijn ogen dwalen over en langs mijn boekenrek. Ik hoor mijn vrouw druk bezig in de keuken. Dat wordt smullen vanavond. En opeens… daar is ze. Ja, niet mijn vrouw, maar Leida.
Leida? Ja, Leida. Zij kwam voor in of op een schoolplaat tijdens mijn eerstejaars lagere school. De start van een soort van pre-bacheloropleiding, denk ik glimlachend. Mijn eerstejaars. Ergens heel, heel lang geleden. De juffrouw had van die grote schoolplaten die van tijd tot tijd opgehangen werden aan een spijkertje bovenop het schoolbord. Met een aanwijsstok wees de juffrouw dan de woorden aan die wij samen, in vereniging dus klassikaal moesten opdreunen. Het waren er een stuk of zes. Vreemd dat ik mij de tekst van vijf platen niet meer kan herinneren. Alleen die van Leida. De tekst? “Pas op leida, je pop vat kou.” En ik denk dat ik nog weet waarom Leida mijn geheugen nooit verlaten heeft. Omdat ik toen mijn eerste complimentje van de juffrouw kreeg.
Waarom dat complimentje? Omdat ik indertied iets opmerkelijks opmerkte. Wanneer de juffrouw de woorden aanwees op zo’n schoolplaat dan tikte ze met de lange aanwijsstok de woorden aan die wij dienden op te dreunen. Al die woorden op al die platen waren stuk voor stuk éénlettergrepige woorden, behalve op bord 2. Ja, het bord van Leida. Daarop tikte de juffrouw ook netjes en soms luid de woorden aan, alleen… bij het woord Leida tikte ze tweemaal. Na een paar keer opdreunen viel me die dubbele tik dus op en ging mijn linker- of rechterwijsvinger, dat herinner ik mij niet meer, als een vuurpijl recht de lucht in. De juffrouw gaf mij het woord en ik vroeg waarom zij bij het woord Leida tweemaal de plaat aantikte. Toen zei de juffrouw (haar naam herinner ik mij ook niet meer): “Goed opgemerkt, Edmond. Goed zo! Heel slim.” Dat was het eerste compliment dat ik ooit op school kreeg en ik glom van trots. De juffrouw vervolgde: “Dat komt omdat Leida uit twee lettergrepen bestaat. Lei en da.” De juffrouw zal aansluitend ongetwijfeld hebben uitgelegd wat ze bedoelde met lettergrepen maar dat heb ik, althans toen, niet (meer) meegekregen, ik had het namelijk te druk met trots glimmen…
Maar nu ik dit stukje geschreven heb, vraag ik mij af: Als ik toen zo slim was, waarom stelde ik die vraag dan?
