Categorieën
Column

Koel

Vroeger, in mijn jeugd, dus héél erg lang geleden, had je de Pool en de Koel van Körres. In de Pool gingen we indertied soms (stiekem) vissen en in de Koel, tja, daar durfde je niet binnen te gaan want heel gevaarlijk, want vallend gesteente, want steile wanden en diep, héél diep.

Hoe het met die Pool is weet ik niet, wat ik wel weet is dat de Koel niet meer als groeve in gebruik is en al jaren geleden, voor zover nog mogelijk, teruggegeven aan de natuur. En als ik aan die Koel denk, slaat mijn bijna niet gebruikte nieuwsgierigheid in alle heftigheid toe. Dus tijg ik zomaar richting die Koel, die groeve. Via de Bies.

Wandelend door het bos lijk ik in herinneringen te duiken, herinneringen aan en uit vroeger tijden. Aan de strengere winters toen je nog volop kon sleeën, vooral bergaf, door het bos, richting Geulhem. Op ieskiskes, ultralange sleeën die de scherpe bochten ternauwernood haalden of zelf getimmerde sleetjes die na drie of vier afdalingen krakend de geest gaven. Dat die sleepartijtjes niet zonder kleerscheuren afliepen, soit. Het hoorde gewoon bij die soms ijskoude, maar zorgeloze, jeugdige tijd.

Bloemen en bloemetjes strijden om voorrang in de graften, zoeken hun bloeiende en boeiende weg omhoog naar het zonnige licht en ik wandel de keitjes onder mijn wandelschoenen vandaan. Hup, naar links richting de steile trap. Een tegemoetkomer vertelt dat de trap waar ik aanstonds tegenover sta, van de veilige soort is met vooral voldoende rustpunten. “Gelukkig,” hijgt mijn adem.

Daar rijst hij voor mij op, zilvergrijs in al zijn steilheid, uitdagend hoog en mijn dijen protesteren nu al met klem, terwijl ik nog geen stap op de trap gezet heb. Ik spreek met mijzelf af dat ik op mijn eigen tempo naar boven stap. De eerste tien treden gaan gemakkelijk maar dan begint het afzien. Mijn mond gaat open, hijgend gepiep stijgt op, vogels kijken verward op en rond want, wat een rare vogel die daar piept. Maar gelukkig, enkele pauzes later sta ik boven en kijk, mijzelf bewonderend, omlaag. Heb ik dat echt gedaan, zo hoog en steil klimmen? Chapeautje, Edmond!

Na enig uitgehijg ben ik weer tot voortgang bereid en ontdek ik rechts een grote Pool. De Nieuwe Pool? Niemand die mij dat kan vertellen maar ik daal de steile helling, zonder trappen en/of traplift, af naar de boorden van de Pool. Een roedel kleine visjes zoekt, vanuit het ondiepe een veilig heenkomen naar het donkere diepe. Zilvermeer, denk ik hardop, hoewel de kleur overwegend groen uitslaat. Maar fantasie is het gedempte kaarslicht in een porseleinkast, of zoiets.

Ik beluister de stilte. Hoewel stilte. Héél ver weg toetert een ambulance zich een weg door het Maastrichtse stadsverkeer. Maar als die weg eenmaal gevonden lijkt, daalt de bijnastilte neer over het ´Zilvermeer´. Meer stilte is op dat moment niet mogelijk.

Hier moet ik vaker terugkomen, maar dan op heel vroege morgens. Alleen al om dan de werkelijke ochtendstilte te ervaren en mijn dan opstijgende gedachten om te zetten in gedichten. Want stilte is brandstof voor mijn hersens. Zo ik die heb…

Door Edmond Ackermans

Edmond Ackermans

Één reactie op “Koel”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *