Soms is het, als columnist, genoeg om alleen maar te luisteren. Naar wat je maten te vertellen hebben. In dit geval aan een verweerde houten tafel annex bank naast een vroom Mariabeeldje in de bocht halverwege een lange beklimming die mijn maten en ik fietsend afdaalden.
Het middagmaalgesprek ging over voetballen. Voetballen op straat, in de tuin of gewoon in een weike. Vroeger, indertied, ergens in de buurt van de Bies of Mössjepöt. Toen mobiele telefoontjes en tablets nog niet bestonden en jeugdige lichaamsbeweging een onbewust dagelijks gebruik was. Vaak met een bal.
Die bal kon dan weleens in een tuin terechtkomen, of in dit specifieke geval vanuit een weike in een koalef. Want dat weike was gesitueerd naast een trots verzorgd groentetuintje, een private koalef. De toenmalige jeugd, nu best dus al wat ouder, zittend en vertellend aan deze houten tafel verhaalde over de eigenaar van die koalef. Met luide stem en bulderende lach.
Waarom? Nou, die trotse eigenaar had van zijn tuintje een soort van Noord-Korea gemaakt. Gesloten grenzen, een checkpoint in de vorm van een stevig breerke en tankeldraod als ijzeren gordijn. De voetballende jeugd in dat weike probeerde de bal altijd binnen de grenzen van het weike te houden, maar ja, de lichamelijke motoriek of trappende techniek liet de jeugd weleens in de steek, begreep ik uit hun verhaal. En dus kon het soms gebeuren dat die bal over dat ijzeren gordijntje tussen de sjlaaj en èèrappelplante in die koalef terechtkwam. De eigenaar, president van het weike, was dat op een gegeven moment beu want zorgvuldig gekweekt groengoed moet gekoesterd worden, van net boven de grond tot aan het eerste happende moment aan de keukentafel. Dus toen het beumoment aanbrak greep hij naar een hakbijl, stormde tussen de rijen aardappelplantjes door, snapte de bal, legde die voor hem neer en hief vervolgens de hakbijl om de gesnapte bal te klieven. Edoch, de bal stelde zich nogal recalcitrant op en na de heftige slag van de bijl stuiterde die bijl als een raket omhoog, rakelings langs neus, oren en ogen van de tuin- en bijleigenaar om vervolgens, losgelaten, het ruime luchtruim te klieven en niet veel later ongecontroleerd te landen tussen al het zorgvuldig gekweekte groen in de koalef. De boze tuinman, niet voor een kleintje vervaard, greep de bijl bij de steel om opnieuw een handmatige aanval los te laten richting de bal. Met opnieuw een zelfde resultaat. Een de lucht in stuiterende bijl die weer tussen het groen gekweekte belandde. De toenmalige baleigenaartjes bekeken vanaf zeer veilige afstand het hakwerk van de tuinman om …
… en toen stokte het verhaal want de maten en ik zagen het tafereel voor ons en zaten en lagen schaterend dubbel van het lachen aan de tafel, waar Maria nog steeds devoot de handen gevouwen voor zich hield. Ik zag in gedachten de woeste balmishandelaar, de bal en de stuiterende, vliegende bijl. Ik kwam, neen, wij kwamen niet meer bij.
Wat er uiteindelijk met die bal gebeurd is? Dat afsluitend stukje historie ontbreekt omdat na het uitbundige gelach wij alle aandacht nodig hadden om de lange afdaling fietsend tot een goed einde te brengen…