Trots kijkt mijn kleindochter mij aan wanneer zij op één been én met losse handen vanuit de keuken de woonkamer binnenkomt. Trots toont ze mij haar hinkelende vaardigheid terwijl mijn gedachten (ja ja) alweer afdwalen naar heel wat jaren geleden. Een bijna grijs verleden. Toen wij indertied bijna dagelijks een heenkbaan (noemden wij dat vroeger zo?) op straat tekenden. Een straat die heel sporadisch een auto of tractor welkom heette, wel vaak fietsers en heel vaak fietsters, zijnde de huisvrouwen die boodschappen gingen doen of hadden gedaan verderop in Berg en Terblijt.
Wij kinders hadden de straat zogezegd voor ons alleen en tekenden wij met krijt of mergel naar hartenlust heenkbane of vernieuwden wij de al wat versleten, eerder getekende banen. Maar het belangrijkste was toch wel de steen, de sjeigel. Die moest glad zijn omdat die steen vooral goed moest glijden over het asfalt. Om de sjeigel nog gladder te maken werd, zowel de voor- als achterkant, middels diverse tongslagen bevochtigd, vooral wanneer het de vakken 7, 8 en 9 betrof. Die waren voor ons, kleine kinders, soms toch wel erg ver verwijderd, gezien vanuit ons lage(re) gezichtspunt. Maar zoals gezegd, het bevochtigen van de steen bevorderde het glijden. Dachten wij…
‘Zout’ was het wanneer de steen op de lijn of streep van een vak bleef liggen en dan mocht er een tweede keer geschoven worden met de steen. Of er ook nog een derde of vierde poging mocht worden ondernomen, daarover laat mijn geheugen niets meer los. Maar je hinkelde voorwaarts, wanneer de steen binnen het vak lag waarin hij moest liggen. Je hinkelde in de vakken 1, 2, 3, een spreidstand in 4-5, hinkel 6, spreidstand 7-8, hinkel 9 en draaien op twee voeten in de 10, ‘de hemel’ om vervolgens terug te keren naar de basis, ondertussen de steen niet vergetend op te pikken uit het vak waarin hij lag en je vooral niet een voet mocht zetten. Een hand was toegestaan om te voorkomen dat je voorover- of omkieperde. En, wanneer er meerdere vriendjes of vriendinnetjes meededen, mocht er ook niet in het vak waar de steen van de vriendjes of vriendinnetjes lag, gehinkt of gestapt worden. En dat was voor onze korte beentjes best wel een dingetje wanneer – pakk’m beet – de vakken 3, 4, 5 en 6 ‘bezet’ waren. Dan moest er een heuse reuzehinkel gemaakt worden, met soms als resultaat een schaafwond en bijbehorende tranen.
Heel veel vrije (mid)dagen hebben wij op die manier in vrijwel lege straten op een of twee benen, regelmatig bukkend en af en toe huilend doorgebracht. Herinner ik mij, vaag.
Kleindochter intussen hinkelt nog steeds vrolijk door keuken en kamer en ik vraag mij af of zij ooit de gelegenheid zal krijgen om in haar woonstraat zo’n ouderwetse hinkelbaan te tekenen. Gelet op het af en aan rijdend verkeer, betwijfel ik dat. Ten zeerste…
Één reactie op “Hinkelen”
Wat leuk. Ik ben 72 en was vergeten hoe het moest. Door jullie verhaal kwam het weer helemaal terug. Dit is puur genieten.