Categorieën
Column

Onbekend

Sjmoutwörremkes. Sjwalbere. Kwakkersj. Biemeiskes. Däölkes.

Tegenwoordig noemt de Berg en Terblietse jeugd die diertjes, want dat zijn het, lieveheersbeestjes, zwaluwen, kikkers, koolmeesjes, kauwtjes. Mocht de jeugd, door veelal andere interesses, die diertjes en hun namen, überhaupt nog kennen. Noem ik de dieren bij hun inheemse naam en de jeugd weet niet over wie of wat ik het heb. Ze kijken je (en ook mij) met grote en met vraagtekens getekende ogen aan, wanneer die ogen losrukken van hun smartelijke foontje. Alsof je het hebt over een buitenaards wezen of dat je een vreemde, buitenlandse taal spreekt.

Vroeger zag je die sjmoutwörremkes (lieveheersbeestjes dus) in de zomer met honderden op de zuidelijke muren van de huizen lopen of zitten. Kan zo’n wörremke überhaupt wel zitten? Wij, indertied kleine kinderen, kleuters nog, vulden glazen potjes en kartonnen (lucifer)doosjes met die veelal lieve beestjes. Ondertussen zag je de sjwalbere (zwaluwen) onder de kanjel (dakgoot) hun nesten metselen en wanneer hun jongen uit het ei gekropen waren, vlogen pap en mam zwaluw zich de vleugeltjes uit, langs en van het lijf om hun kroost te kunnen voeren, groot te brengen. Is dat daarom misschien een teken aan de muur? Dat de jeugd die inheemse benamingen van ‘indertied’ heden ten dage niet meer kent? Omdat men, oud en jong, die sjmoutwörremkes, sjwalbere en ook kwakkersj, biemeiskes en däölkes (bijna) niet meer ziet?

Of niet meer wil zien …

Door Edmond Ackermans

Edmond Ackermans