Categorieën
Activiteiten

Groep 7 (OBS Berg) op hoog niveau

Naarmate er meer treden van de best wel steile trappen worden bedwongen, hoe stiller het achter en vooral onder mij wordt. Want het is voor de naast mij lopende, jeugdige leerling een niet-alledaagse bezigheid. Samen met zijn klasgenootjes de vele trappen van de kerktoren beklimmen op zomaar een doordeweekse donderdagochtend, net nadat de 2400 kilogram zware Christus Koningklok 10 slagen over Berg en Terblijt heeft uitgestrooid.

De bezichtiging van de Berg en Terblijtse kerk, één der jaarlijkse educatieve onderdelen van Indertied, staat vandaag gepland voor een hoorbaar enthousiaste groep 7. De haantjes-de-voorste voorop, de rustige meerderheid volgt en wacht af wat gids voor één dag, Jack, hun te vertellen heeft. En die heeft wat te vertellen, veel te vertellen. In zuiver Bergs en Nederlands dialect. Over al het oude wat in de loop der jaren verdwenen is. Over het oude gemeentehuis, over de oude kerk. Het nieuwe gemeentehuis dat al meer dan veertig jaar geen gemeentehuis meer is, want herindeling… Maar meer nog weet hij te vertellen over de kerk Monulphus & Gondulphus. Die twee heiligen, die – volgens Armand, de aandachtig luisteraar – mochten zij kunnen praten, bezwaar zouden kunnen maken, vanwege het feit dat ik ze met slechts één druk op de knop, op de digitale kaart vastleg. Iets met privacy en AVG… volgens Armand.

Stil wordt de groep wanneer het kerkgebouw wordt betreden. Gids Jack kwijt zich met galmende stem van zijn verbale taak in dit uit mergel opgetrokken, imposante rijksmonument. De jeugd luistert aandachtig. Voor sommige jongeren is het de eerste keer dat ze het gewelfde bouwwerk betreden en o.a. de stille vraag: “Wat is dat voor grote witte kist daar vooraan?” getuigt hiervan. Bedoelt wordt het grote, witte altaar.

Na een oriënterende en verbale rondgang langs kaarsen, staties, Maria, Jozef en het altaar gaat het richting de vandaagse hoge doelen. De 58 meter hoge kerktoren, het oksaal met orgel en de klokken. En dus worden de rechte en wentelende trappen bestegen, wordt het oksaal bezichtigd en bewonderd, mogen de durvers een riedeltje op het orgel spelen, na een korte masterclass van organist voor één minuut, Armand. Maar nog vóór de jeugd bezit neemt van het grote toetsenbord duwen alle(r)heiligen hun vingers in de oren. Eén keer raden waarom.

Na dit muzikale (muzikale?) intermezzo gaat het nog steiler omhoog. Het volume der stemmetjes nog meer omlaag. Het wordt nu wel héél hoog. Tussen de 4 grote klokken. Tussen het Mariaklokje, de Monulphus-, de Gondulphus- en de al eerder genoemde superzware Christus Koningklok. Net vóór 11.00 uur. En klokslag elf klinken de 11 beiers luid door de ruimte, door de galmgaten, over het dorp. En iedereen in de ruimte staat erbij, kijkt ernaar en houdt de vingertoppen in de oren of heeft – heel slim – meegebrachte beschermers op de oren geplaatst. Dof, galmend en vooral indrukwekkend, dit gelui. Het is dat de klok slaat, anders zou je een speld kunnen horen vallen, zo zwijgend stil is het wanneer de jeugd luistert. Gids Jack loodst de jeugd vervolgens door de verdere historie van de kerk, verhaalt van de roof der klokken in de Tweede Wereldoorlog en laat de jongeren nadenkend beseffen dat de vredelievende klokken van toen gebruikt werden om verder dood en verderf te zaaien.

En dan … gaat het nóg een trapje hoger. En wordt de ruimte die leidt naar de torenhoge torenspits, bereikt. De ah’s en oh’s zijn niet van de lucht maar wel hoog in de toren te horen. Armand probeert zich op dit hoge platform voor een nadere uitleg hoorbaar te maken maar tegen het geluid van de een verdieping lager, door de jeugd, handmatig op gang gebrachte klokgelui kan hij, of beter, zijn stem, niet op. Het kan de pret en interesse van de zevendeklassers niet drukken. Niet in de toren en even later, na een voorzichtige afdaling, ook niet wanneer het gezelschap – danig onder de indruk – weer terugkeert naar school en bank.

Oh… en wat zij het interessantste vonden? Nou, de vleermuizen, de toren, de klokken, het orgel. In willekeurige volgorde.

&A – 2024-03-21

Categorieën
Activiteiten

Groep 6 (OBS Berg) onder de grond

Het ‘lang-zal-hij-leven’ klonk staccato langs de begroeide mergelwand in het Geulhemse toen het pas 80 jaar geworden Franske aller Fransen uit de donkere opening van de groeve oprees. Verbaasd maar ruim lachend zwaaide hij de odebrengers toe. En toen de gezongen stofwolken weer een plaatsje op de wand gevonden hadden, loodste Franske zijn jonge gehoor de groeve binnen, maar eerst de zesdeklassers van de OBS Berg erop wijzend dat een groeve géén grot is. Een groeve is een door mensenhand of machine gegraven of geschapen gat in de aarde. Een grot is geschapen door de natuur. En een groeve is binnenin heel donker, als er geen licht schijnt. Net als in een grot. En deze groeve is een kalksteengroeve! Laat dat gezegd en geschreven zijn… Waarin blokbrekers, alweer lang geleden hun brood verdienden.

Frans Bergsteyn, in zijn familie altijd Franske gebleven, die donderdag alweer 80 jaar en één dag lang, loodste zijn jonge toehoorders door de geheimzinnige Geulhemmergroeve. Wijzend op de kenmerken die een mergel- of kalksteengroeve nu eenmaal heeft. De mergel, miljarden gestapelde en geperste schelpjes, 120 miljoen jaar geleden ontstaan. Ooit een machtige zee. Waar het sprekende en luisterende gevolg doorheen liep en een – waarschijnlijk toekomstige econoom – heel wijs opmerkte dat zo’n oud spul best wel veel geld zou kunnen opleveren…

Gaande de wandeling, georganiseerd door Indertied in nauwe samenwerking met stichting ‘De Rotswoning’ (www.rotswoning.nl) en spreker Franske, werden de 120 miljoen jaren opeens 125 miljoen jaar, maar het zijn kniesoren die op een jaartje meer of minder letten, zeker wanneer 4 volle big bags met weggegooide reclamefolders plotseling 5 volle big bags worden. Weggegooid in een plafondse schacht die door de vrijwilligers in de groeve weer open werd geboord. Het jonge gehoor vond het prachtig en bij momenten ook spannend, héél spannend. Zeker wanneer het te volgen licht om het hoekje van een gang verdween. Jeugdige meligheid nam bij momenten de spanning weg maar feit bleef dat de groep angstvallig bijelkaar bleef. Heldenmoed vonden de stoersten zelfs overbodig. Die zag je toch niet in de duisternis was de conclusie van een der opeens niet meer zo stoeren.

Frans vertelde. In het ‘plat’, dan weer in het Nederlands en toen hij plaatsnam in of op het spreekgestoelte in de kapel, zelfs in het Latijn. Het ‘In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, Amen’ klonk luid onder het mergelplafond, grote ogen werden opgezet en een slimme leerling wist te vertellen dat de spiritus in het lampje bijna op was. Maar, zo wist hij, er waren nog genoeg kaarsen voorhanden, mocht de spiritus echt opraken.

De jongens en meisjes mochten nog – heel spannend – door een gat in de mergelwand kruipen om hun een gevoel te geven hoe de blokbrekers dat in heel vroeger jaren ook moesten doen. Alleen, hier stond aan de andere kant van het gat, de Jack, die iedere doorkruiper met vaardige hand weer stevig op de benen zette.

Franske begon aan de laatste loodjes van zijn betoog, memoreerde dat zijn katten Jules en Charles nogal verrassend uit de hoek zouden kunnen komen wanneer ongewenste bezoekers het mochten wagen zijn heiligdom te betreden en kat Charles was zelfs zo fel en vooral slim dat die de melk uit de koffie dronk. Ik neem aan dat de jeugd dit verhaal met een korreltje mergel… eh… zout genomen heeft. Addito salis grano. Om een beetje in de termen van Franske te blijven.

Oh… je vraagt hoe de jeugd de rondleiding gevonden heeft? In één, lang en luid uitgesproken woord: “Leeeeeeeuuuuk!”

&A