Het ‘lang-zal-hij-leven’ klonk staccato langs de begroeide mergelwand in het Geulhemse toen het pas 80 jaar geworden Franske aller Fransen uit de donkere opening van de groeve oprees. Verbaasd maar ruim lachend zwaaide hij de odebrengers toe. En toen de gezongen stofwolken weer een plaatsje op de wand gevonden hadden, loodste Franske zijn jonge gehoor de groeve binnen, maar eerst de zesdeklassers van de OBS Berg erop wijzend dat een groeve géén grot is. Een groeve is een door mensenhand of machine gegraven of geschapen gat in de aarde. Een grot is geschapen door de natuur. En een groeve is binnenin heel donker, als er geen licht schijnt. Net als in een grot. En deze groeve is een kalksteengroeve! Laat dat gezegd en geschreven zijn… Waarin blokbrekers, alweer lang geleden hun brood verdienden.
Frans Bergsteyn, in zijn familie altijd Franske gebleven, die donderdag alweer 80 jaar en één dag lang, loodste zijn jonge toehoorders door de geheimzinnige Geulhemmergroeve. Wijzend op de kenmerken die een mergel- of kalksteengroeve nu eenmaal heeft. De mergel, miljarden gestapelde en geperste schelpjes, 120 miljoen jaar geleden ontstaan. Ooit een machtige zee. Waar het sprekende en luisterende gevolg doorheen liep en een – waarschijnlijk toekomstige econoom – heel wijs opmerkte dat zo’n oud spul best wel veel geld zou kunnen opleveren…
Gaande de wandeling, georganiseerd door Indertied in nauwe samenwerking met stichting ‘De Rotswoning’ (www.rotswoning.nl) en spreker Franske, werden de 120 miljoen jaren opeens 125 miljoen jaar, maar het zijn kniesoren die op een jaartje meer of minder letten, zeker wanneer 4 volle big bags met weggegooide reclamefolders plotseling 5 volle big bags worden. Weggegooid in een plafondse schacht die door de vrijwilligers in de groeve weer open werd geboord. Het jonge gehoor vond het prachtig en bij momenten ook spannend, héél spannend. Zeker wanneer het te volgen licht om het hoekje van een gang verdween. Jeugdige meligheid nam bij momenten de spanning weg maar feit bleef dat de groep angstvallig bijelkaar bleef. Heldenmoed vonden de stoersten zelfs overbodig. Die zag je toch niet in de duisternis was de conclusie van een der opeens niet meer zo stoeren.
Frans vertelde. In het ‘plat’, dan weer in het Nederlands en toen hij plaatsnam in of op het spreekgestoelte in de kapel, zelfs in het Latijn. Het ‘In nomine Patris et Filii et Spiritus Sancti, Amen’ klonk luid onder het mergelplafond, grote ogen werden opgezet en een slimme leerling wist te vertellen dat de spiritus in het lampje bijna op was. Maar, zo wist hij, er waren nog genoeg kaarsen voorhanden, mocht de spiritus echt opraken.
De jongens en meisjes mochten nog – heel spannend – door een gat in de mergelwand kruipen om hun een gevoel te geven hoe de blokbrekers dat in heel vroeger jaren ook moesten doen. Alleen, hier stond aan de andere kant van het gat, de Jack, die iedere doorkruiper met vaardige hand weer stevig op de benen zette.
Franske begon aan de laatste loodjes van zijn betoog, memoreerde dat zijn katten Jules en Charles nogal verrassend uit de hoek zouden kunnen komen wanneer ongewenste bezoekers het mochten wagen zijn heiligdom te betreden en kat Charles was zelfs zo fel en vooral slim dat die de melk uit de koffie dronk. Ik neem aan dat de jeugd dit verhaal met een korreltje mergel… eh… zout genomen heeft. Addito salis grano. Om een beetje in de termen van Franske te blijven.
Oh… je vraagt hoe de jeugd de rondleiding gevonden heeft? In één, lang en luid uitgesproken woord: “Leeeeeeeuuuuk!”
&A












